Wie zijn de kunstenaars van wie we in 2025 veel gaan horen? NRC besteedt aandacht aan de toptalenten van nu. Voor ons was het al duidelijk: Arjan Linker is iemand om in de gaten te houden! Hij tradt op tijdens Classical Generations op Podium Piaam op 7 & 8 september 2024. Op 9 januari 2025 schrijft Rahul Gandolahage van NRC een prachtig artikel over hem:
Nachtenlang studeert Arjan Linker Indiase klassieke muziek op zijn trombone
Rijzende sterren – Wie zijn de kunstenaars van wie we in 2025 veel gaan horen? Allerlei westerse instrumenten zijn al in India geïntroduceerd, maar de trombone nog nauwelijks. Arjan Linker is de eerste die een serieuze sprong in het diepe maakt. In dit interview laat hij horen hoe dat klinkt.
Waarom trombone? Omdat de plaatselijke harmonie al genoeg jonge trompettistjes had, toen Arjan Linker (24) acht was. Maar dat de trombone voor hem gekozen werd, daar is hij nu heel blij mee. Zéker sinds hij de Noord-Indiase klassieke muziek heeft ontdekt.
In het eerste jaar op het Conservatorium van Amsterdam – bachelors trombone en compositie – belandde Linker in een sessie met een sarangi-speler (een soort knieviool met drie of vier strijksnaren en tot veertig resonantiesnaren) die Indiase muziek speelde. „Hij legde uit wat hij dacht terwijl hij speelde, hoe de structuur in elkaar zat. Dat vond ik fascinerend, die manier van improviseren. Ik ben altijd geïnteresseerd geweest in improvisatie, maar ik voelde niet zo’n klik met bebop en jazz. Ik was een beetje zoekende. Deze taal raakte me enorm.” Linker nam een jaartje les van een Indiase violist in Nederland, Satyakam Mohkamsing, en ontdekte: „Dit is niet zomaar iets wat je even oppakt, dit is een levenslange studie.” Tegen de tijd dat hij een master moest kiezen, wist hij dat Indiase klassieke muziek zijn hoofdpad zou worden. Hij schreef zich alleen in voor de master compositie, zodat hij zijn trombonestudie zelf kon inrichten. Onder andere door jaarlijks een maand in India te studeren.
In zijn studeerstudio, een omgebouwde zeecontainer in Amsterdam-Noord, vertelt Linker over Noord-Indiase muziek, ofwel hindoestaanse muziek, de muziek die de afgelopen eeuw ook populair werd in Europa, bijvoorbeeld door Ravi Shankar: „Je hebt twee typen spelers: ritmespelers, eigenlijk altijd tabla-spelers, en melodiespelers. Die laatsten spelen, op sitar, bansuri (fluit), santoor (hakkebord), de westerse viool en nog legio instrumenten, zogenaamde raga’s uit die passen bij het moment van de dag of bij een gebeurtenis. De theorie van elke raga is voor elke melodiespeler in principe hetzelfde, maar het hangt van het instrument af welke eigen stijl, eigen inbreng het instrument heeft.”
Het bijzondere is: de trombone is nieuw in de Indiase muziek. Voor zover zijn Indiase contacten weten, is Linker de eerste die de sprong serieus waagt. Dat ligt aan de tromboneopleidingen, denkt hij. „Die is wereldwijd erg gericht op het krijgen van een orkestbaan. De saxofoon is veel minder logisch in Indiase muziek, maar saxofonisten waren er veel eerder bij. Gewoon omdat de saxofonistencultuur gericht is op creatieve projecten verzinnen.”
Dus nu is het aan Linker om uit te dokteren wat de inbreng van de trombone is in Indiase klassieke muziek. Normaal leren aspirant-musici in India als gezel van een goeroe, een leermeester die de leerling als gezel op sleeptouw neemt. Omdat er geen trombone-goeroe bestaat, en dus ook nog geen wijsheid over de plaats en mogelijkheden van de trombone, heeft Linker twee goeroe’s: sarangispeler Sabir Khan, en zangeres Tulika Ghosh. Uit de verschillende technieken die zij hem bij kunnen brengen, filtert hij wat bruikbaar is voor zijn eigen instrument.
Een ander soort leraar
„Van oudsher word je in India geboren in een muzikale familie en leer je daar de goed beschermde muzikale familietradities. Pas sinds tweehonderd jaar komt het voor dat ook mensen van buiten de familie mogen komen leren. Dat blijft een bijzonderheid, want muziek is een familiebedrijf. Wie een buitenstaander opneemt, creëert concurrentie voor zijn eigen familie. Dus wie toegelaten wordt, wordt ook echt opgenomen in de familie.” Linkers Sarangi-goeroe Sabir Khan nam hem twee jaar geleden op. „Hij vond het heel bijzonder om ‘zijn’ muziek uit de trombone te horen, maakte direct filmpjes om naar zijn familie te sturen.”
Als Linker in India is, woont hij bij zijn goeroe. Als Khan in Europa is, bijvoorbeeld voor een tournee, woont hij bij Linker; een ongeschreven vanzelfsprekendheid. Want dat de goeroe-gezelband veel verder gaat dan de band die je in het Westen met je leraar hebt, realiseerde Linker zich toen Khan hem, nota bene in zijn eigen huis, corrigeerde toen Linker de afwas stond te doen. „Toen dacht ik, hallo, ik respecteer je, maar je gaat me niet leren afwassen. Maar hij hield echt vol, de keer erop ook.”
Zo moest Linker aan meer wennen. Helemaal naar India gaan en dan dagenlang geen les krijgen bijvoorbeeld. Want de goeroe bepaalt wanneer het daar tijd voor is. Soms moet hij gewoon taakjes uitvoeren, zoals zijn goeroes sarangi naar concerten sjouwen of Bollywoodliedjes arrangeren die zijn goeroe voor andere zaken nodig heeft. „Ik zei daar een keer wat van, en toen ging hij uit zijn dak. Terwijl ik hem betaal om daar te zijn, hè. Dat is de omgekeerde wereld. Ja natuurlijk heb ik dan moeite met het cultuurverschil.”
Maar na een tijdje kreeg Linker iets door: „Hij gedraagt zich niet als een leraar, maar als een vader. Ik ben voor hem geen leerling, maar een zoon. Als ik zijn woning binnenkom, is de eerste vraag: ‘heb je ontbeten?’ Hij neemt me mee naar al zijn concerten, waar hij me voorstelt aan alle grote meesters, zoals Pandit Ajoy Chakraborty, Pandit Yogesh Samsi, en de recent overleden tablagrootmeester Ustad Zakir Hussain. Die willen allemaal met me praten omdát ik Sabirji’s [ji voeg je in Hindi toe als je met veel respect over iemand praat] aangenomen gezel ben. Dat betekent hier veel. Ik realiseerde me ook waarom: als de goeroe overlijdt, is de gezel de drager van de traditie die zich de afgelopen vijfhonderd jaar binnen de familie ontwikkeld heeft. Hij legt zijn traditie op mijn schouders. Ja, je moet soms rare dingen doen, maar ik krijg er onvoorwaardelijke liefde en waardering voor terug.”
Anders studeren
Op onverwachte momenten krijgt Linker lessen, soms een paar minuten, soms in sessies die uren kunnen duren. „Die zijn er eerst op gericht om een kopie te worden van je goeroe. In die fase zit ik nu. De goeroe speelt voor, ik speel letterlijk na. Geleidelijk worden die stukken langer. Minutenlang soms, wat je onmogelijk kunt onthouden. Dus dan zegt de goeroe ‘speel iets van deze strekking’. Langzaam word je vrij gelaten.”
Studeren in zijn studio in Amsterdam houdt in: uren en uren achter elkaar riedeltjes herhalen. Of beter gezegd: mogelijke routes en versieringen langs de raga-eigen noten, die je in een improvisatie kunt gebruiken.
Raga is volgens Linker niet eenvoudig uit te leggen in westerse muziektermen, „maar je moet het zien als iets tussen een toonladder en een melodie in. Een toonladder is het notenmateriaal waarmee je werkt; maximaal vrij, maar niets op zichzelf. Een melodie is af en kan zich in een vaste vorm in je hoofd nestelen. Een raga heeft een beetje van allebei: het is een vaststaand aantal opeenvolgende noten met een bijbehorende set regels, zoals: die noot is belangrijker dan die, deze mag alleen in een dalend loopje, die moet zus of zo versierd worden. Die regels geven de noten een uitgesproken karakter, waardoor ze volgens de traditie bij een bepaald moment van de dag of bij een gebeurtenis passen.”
Bij het uitvoeren van een raga moet je je als speler dus aan die regel houden, maar daaromheen mag je alles improviseren. „Dat fascineert me. Het is alsof je een melodie in je hoofd hebt die je steeds van een andere kant kan bekijken. Zo moet je Indiase muziek ook studeren: steeds één van die kanten oefenen. Net zo lang tot je die kant vijfhonderd keer foutloos achter elkaar hebt gespeeld. Dat kan een nacht duren. En de volgende nacht pak je een andere kant, weer vijfhonderd keer. Dat is slopend en super rigide, maar je doet het omdat je dan bij een uitvoering compleet vrij kunt zijn. Op het podium bedenk je zo ongeveer waar je naartoe wil, en je hand doet het vanzelf. Dat is een magisch gevoel.”
Linker voelt zich nu comfortabel in ongeveer vijftien raga’s, van de duizenden die er bestaan. „Met twintig kun je je hele leven bezig zijn. Westers gedacht is het alsof je twintig heel erg op elkaar lijkende stukken componeert, die je de rest van je leven blijft perfectioneren.”
Leren van Indiase muziek
Nu speelt Linker dus al een paar jaar Indiase klassieke muziek op de westerse trombone. Wordt dat in India zomaar geaccepteerd? Linker zegt van wel: „Ook daarin verschilt de Indiase cultuur erg van de onze. In het Westen zijn we met klassieke muziek heel erg bezig met wat goed en gerechtvaardigd is. In India merk ik veel meer dat al het nieuws in het begin leuk is. Er wordt van alles uitgeprobeerd. Dat komt mede doordat Indiase muziek tot een eeuw geleden een orale traditie was. Wat niet opgeschreven wordt, ontwikkelt zich sneller. Neem de sitar, die voelt oud, maar bestaat pas 200 jaar. De moderne tabla pas 150.” Linker voelt dat de trombone bevalt bij het publiek. „Veel van de ornamentatie in Indiase muziek hangt op glissandi, en laat de trombone nou net… Er zijn wel mensen die zeggen dat er nog een bepaalde legacy mist. Die horen dat het instrument nog aan het begin van de reis staat. Maar niemand zegt ‘stop er maar mee’.”
Inmiddels verwerkt Linker ook raga-invloeden in zijn eigen composities. „In het begin was ik daar huiverig voor. Ik wilde niet die guy zijn die één keer in India is geweest en sindsdien alleen maar raga’s schrijft. Maar na een paar jaar dacht ik, ‘wie hou ik voor de gek, ik ben de hele dag met die muziek bezig’. Toen heb ik het toegelaten.”
Sinds Linker zich aan de Indiase muziek heeft gegeven, is ook zijn band met de westerse klassieke muziek versterkt. Hij ziet dat Indiase muziek het een en ander aan westerse muziek kan toevoegen. Of liever gezegd: terughalen. „Een connectie met Beethoven heb je via de partituur, via papier. Het was voor mij waardevoller geweest als die lijn naar Beethoven via personen in stand was gehouden: musicus op musicus.” Dat was in het Westen ooit ook normaal, maar nu kunnen we het opnieuw leren van het Indiase goeroe-gezelsysteem, denkt Linker. „En omdat westerse componisten de afgelopen 150 jaar hebben gedacht dat de westerse muziek ‘af’ en ‘uitgeëvolueerd’ was, hebben we hier gekke afslagen genomen, weg van het publiek en zelfs weg van musici. Maar dat is alleen gedacht in snelheid en volheid. We zijn vergeten dingen traag uit te diepen. Indiase muziek is nog een levende, langzaam maar continu ontwikkelende traditie. Ook daar kunnen we van leren.”
CV
Naam: Arjan Linker
Leeftijd: 24
Beroep: trombonist, componist en arrangeur
Idool: Maurice Ravel
Favoriet eten: Anda Bhurji van de zus van mijn goeroe!
Favoriet gereedschap: Zwitsers zakmes